Militaire Inlichtingendienst (MID) 1949-1972
Bij vertrouwelijk Koninklijk besluit van 8 augustus 1949 werd met ingang van 9 augustus 1949 de 'Militaire Inlichtingendienst' opgericht, ressorterend onder de Minister van Oorlog/Defensie, in de praktijk veelal via de Secretaris-generaal.
Hoewel het hoofd MID administratief onder de Chef van de Generale Staf ressorteerde, was hij rechtstreeks verantwoording verschuldigd aan de Minister van Oorlog/Defensie.
Naast de MID bestond er bij de Generale Staf de 'Sectie G 2 Inlichtingen' in 1969 werd de naam van deze afdeling gewijzigd in Afdeling Inlichtingen en Veiligheid). Deze sectie verwerkte de door de MID vergaarde informatie tot bruikbare inlichtingenrapporten.
Het hoofd MID was tevens hoofd van 'Sectie G 2. Inlichtingen' en als zodanig verantwoording verschuldigd aan de Chef van de Generale Staf. Beide organen vielen grotendeels samen, met name de afdelingen voor inlichtingen en veiligheid.
Taak van de MID
Het Koninklijk besluit van 8 augustus 1949 omschreef de taak van de MID:
'De taak van de Militaire Inlichtingendienst omvat het inwinnen van gegevens,
welke nodig zijn voor:
1. een juiste opbouw en een doeltreffend gebruik van de Koninklijke Landmacht;
2. de mobilisatie en concentratie der Land- en Luchtstrijdkrachten en de voorbereiding daarvan;
3. het uitoefenen van het militair gezag en het handhaven van orde en rust in geval de staat van oorlog of de staat van beleg is ingetreden;
4. de bescherming van militaire geheimen;
5. het uitvoeren van de bewaking tegen daden van sabotage aan militaire objecten;
6. het treffen van maatregelen tegen diefstal van materieel, wapenen en munitie, welke bestemd zijn voor of in gebruik bij de Land- en Luchtstrijdkrachten;
7. het tijdig onderkennen van ondermijnende Politieke Propaganda in de Koninklijke Landmacht.'
Bij vertrouwelijk Koninklijk besluit van 25 augustus 1951 werd de 'Luchtmacht Inlichtingendienst' (LUID) opgericht waardoor de 'Luchtstrijdkrachten' uit de taakomschrijving verdwenen.
Een kenmerkend verschil tussen de vooroorlogse GS 3 en de MID was, dat de melding (de inlichting) aan 'Sectie Operatiën' van de Generale Staf niet langer bestond uit losse gegevens en ontcijferde of klare teksten maar dat de melding nu binnen de inlichtingendienst samengesteld en geëvalueerd werd.
In vredestijd worden voornamelijk inlichtingen van strategische aard ingewonnen, zoals paraatheid, slagorde en oorlogspotentieel van een mogelijke vijand; tactiek en systeem van bevoorrading; persoonlijkheid van de hoogste militaire en politieke leiders; economische en politieke toestand en de politieke aspiraties; geschiedenis en psychologie der volken; militair-aardrijkskundige, topografische en klimatologische toestand.
In oorlogstijd worden inlichtingen van tactische aard van groot belang: de inlichtingendienst te velde komt dan in actie.
De inlichtingendienst te velde bestaat uit secties G2 en S2, G2 voor de staf van een divisie of hoger, S2 voor een brigade en lager.
In 1952 beschikten de staven van grote en kleine eenheden, tot en met het bataljon infanterie en overeenkomstige eenheden, over een sectie inlichtingen. Deze secties beperkten zich tot het verzamelen van gegevens over de vijandelijke strijdkrachten die zich tegenover de eigen eenheid bevonden, waarbij vooral de ondervraging van krijgsgevangenen van groot belang was.
Sommige eenheden beschikten in 1952 over gespecialiseerde secties inlichtingen, zoals de inlichtingendienst Veld-artillerie, de inlichtingendienst van de luchtstrijdkrachten, de inlichtingendienst van de verbindingsdienst, de inlichtingendienst van de pioniers en de Chemische inlichtingendienst.
In 1954 had het hoofd van een G 2 sectie van een divisie een organieke afdeling Gevechtsinlichtingen (met slagorde-specialisten en luchtfoto-interpreteurs) onder zich. Aan hem waren in principe nog toegevoegd een verbindingsverkenningsploeg, een Ci-detachement en een of meerdere specialistenploegen van de 'Militaire Inlichtingendienst Compagnie' (Midcie). De toevoeging door de MID aan een divisie werd, naargelang de omstandigheden, gevarieerd wat aantallen en specialismen betrof.
In Nederland leidde de taakverdeling tussen de 'Binnenlandse Veiligheidsdienst' (BVD) en de MID ertoe dat de MID, aan welke de beveiliging van de militaire installaties en de voorbereiding van de mobilisatie waren opgedragen, zich voor buiten de militaire sfeer te verwerven inlichtingen kon verlaten op de BVD.
In de staf van de 'Troepenmacht in Suriname' (TRIS) bevond zich organisch een sectie S2. Het hoofd daarvan zou inzake de beveiliging van de TRIS buiten de militaire sfeer normaliter hebben samengewerkt met de Centrale Inlichtingendienst, het onder leiding van de Surinaamse Minister van Justitie staande equivalent van de BVD. De geringe omvang van de Centrale Inlichtingendienst en het daar bestaande gebrek aan security beletten echter een nauw contact, en noodzaakten het hoofd van sectie S2 de beveiligingstaak zelf te vervullen.
Omdat hij geen tijd overhield om de zelf ingewonnen inlichtingen te bewerken, werd in december 1964 besloten een tweede inlichtingenofficier bij de TRIS te detacheren, speciaal voor de bewerking van verworven inlichtingen. De door de BVD in Nederland ingewonnen inlichtingen met betrekking tot Suriname vormden een aanvulling op het gevormde veiligheidsbeeld.
Organisatie van de MID
De MID was in 1953 onderverdeeld in de Bureaus G2A, G2B, G2C en G2D. Een scherpe afbakening der taken van de bureaus is moeilijk te geven omdat die taken afhingen van het inzicht van degene die tot hoofd G2 was benoemd, en van de specialismen en interessesferen van de hoofden van die bureaus.
G2A Inlichtingen
G2A was in 1956-1968 onderverdeeld in een staf en vier bureaus (A1 t/m A4): Bureau Operaties, Bureau Analyse, Bureau Logistiek en Bureau Wetenschappelijke inlichtingen. Onder Bureau Analyse viel de 'Afdeling V'. Dit subbureau analyseerde de door 898 Verbindingsbataljon verzamelde verbindingsinlichtingen.
G2B Veiligheid
Een belangrijk werkgebied vormde Rotterdam met de troepentransporten naar Nederlands-Indië. Op last van de Minister van Binnenlandse Zaken werd midden jaren vijftig, ondanks oppositie van de BVD, het verrichten van veiligheidsonderzoeken, voor wat het defensiepersoneel betrof, overgedragen aan G2B.
G2C
In juni 1948 werden de werkzaamheden van het 'Centraal Topografisch Archief (CTA) losgemaakt uit 'Sectie G 7-verband en overgedragen G2C. G2C kreeg tevens als taak het beheer van de geheime kas, de controle op de luchtfotografie en de liaison met de Topografische Dienst. In 1967 hield G2C zich ook bezig met het aanpassen van de eisen van technische apparatuur in het kader van NAVO-regels, met de behoefte van 898 Verbindingsbataljon aan technische apparatuur in de toekomst en met de planning op het gebied van de opleiding van ABC-personeel. In die tijd was G2C onderverdeeld in drie secties.
G2D Planning
Voorjaar 1950 werd in het kader van de omschakeling naar de Amerikaanse legerorganisatie (NAVO) een nieuw bureau bij 'Sectie G 2' opgericht: 'G2D: Planning'. Latere namen van G2D waren: 'Organisatie, Personeel en Opleidingen', 'Planning en Coördinatie' ('G2P/C') en 'Personeel en Opleiding'.
In 1953 behoorde tot de taak van G2D onder andere:
- uitvoeren van het bepaalde in een schrijven dd 10 februari 1953 van de Chef GS inzake het fungeren van het hoofd G2 als Inspecteur Militaire Inlichtingendienst.
- adviseren inzake de samenstelling en uitrusting van inlichtingenorganen;
- adviseren inzake de aanwijzing, detachering en opleiding van inlichtingendienstpersoneel.
Het treffen van voorbereidingen voor een militaire censuur in oorlogstijd was aanvankelijk ook bij G2D ondergebracht, doch begin jaren zestig werd dit veiligheidsaspect naar G2B overgeheveld.
Omdat de staf van de SMID (School Militaire Inlichtingendienst) regelmatig aan alle plannen meewerkte en over de nodige expertise beschikte, werd G2D in het voorjaar van 1970 bij de SMID ondergebracht.
G2E Haven en Industrie beveiliging
G2L Bureau Liaison
Contacten met liaisonofficieren van andere krijgsmachtdelen en met militaire attachés: Nederlandse militaire attachés geaccrediteerd in het buitenland en buitenlandse militaire attachés geaccrediteerd in Nederland. Oorspronkelijk werd dit werk verricht door twee officieren, later door één officier.